Vorige week kwam mijn dochter van acht jaar, ze zit in groep 5, thuis met de vraag: mama, wat zou jij antwoorden op de vraag of je een loser bent als je met een loser speelt?
Aha dacht ik. Omgaan met groepsdruk. Ik vroeg hoe ze er bij kwam. Het antwoord was: “nou gewoon…”. En ik vroeg haar: “wat is dan een loser?“ Nou zo iemand met zo’n brilletje en dan dat ie dan zo kijkt.” “En verder, wat doet die dan?” vroeg ik. Zij: “nou dat weet je toch wel, gewoon…”
Het was me duidelijk dat er zich iets afgespeeld had op school. Iets wat ze niet helemaal kon benoemen maar waar ze zich wel scherp van bewust was dát het er was. Dat je er op de ene manier wel bij hoort en op de andere niet. Het gaat over een zintuig, wat maakt dat als je voor het eerst een groep binnenkomt, dat je binnen een paar seconden ziet bij wie je wel en bij wie je niet op je gemak staat. Welke mensen zwaar aanvoelen en bij welke mensen je energie voelt. Wie er open staan wie zich afsluiten. Waar je zenuwachtig van wordt en waar je je rustig bij voelt. Waar je wel of niet veel van jezelf kan laten zien of dat je een houding aan moet nemen om er te kunnen staan. Wat je vooral wel en wat je vooral niet moet doen in een groep om er bij te horen.
Dat werkt niet alleen zo op school, maar ook op de sportclub, op de camping, en een werkkring, de buurtvereniging, alle plekken waar je je verhoudt tot andere mensen. Ook in je eigen familie. De een geeft je vleugels, bij de ander is er weerstand, de een geeft je grond en bij de ander voel je je bij voorbaat nooit goed genoeg. Bij de een kun je over alles praten, maar met de ander zijn er duidelijk taboes en dan voel je heel veel spanning. Het is onze systemische antenne die er voor zorgt dat we binding blijven hebben met de groep. Het heeft een functie. Want er buiten komen te staan is bedreigend: dan ben je helemaal op jezelf aangewezen. Dat raakt een fundamenteel overlevingsmechanisme. Daardoor kan het buiten een groep staan voor een kind als levensbedreigend aanvoelen. Het roept doodsangst op.
Ik zei tegen mijn dochter: volgens mij betekent het woord loser iemand die stom is, er niet bij hoort, anders is en geen waarde heeft. Ik zag mijn dochter knikken. En ik vroeg haar: denk je dat losers echt bestaan? Dat er kinderen zijn die geen waarde hebben, helemaal stom zijn en daarom niet mee mogen doen? Mijn dochter moest er even over nadenken en zei toen: “nee, dat denk ik niet. Want iedereen is anders en dat is OK”. En toen vroeg ik haar: “wat zou jij dan antwoorden op de vraag, of je een loser bent als je met een loser speelt?”. Haar schouders zakten. Ze glimlachte, en zei opgelucht: nee…
Het was vooral haar opluchting die iets met mij deed. Want het was duidelijk dat ze zich niet comfortabel voelde met het feit dat er blijkbaar onderscheid bestond tussen losers en niet losers. Want wat ben je zelf dan. En wie bepaalt dat. Dat is voor alle kinderen een hele onveilige aanname. En er gebeurt nog iets anders. Namelijk, dat iemand die het etiket “loser” krijgt dat zelf aanneemt omdat er die angst van dat overlevingsmechanisme op zit. Dat is nog iets anders als dat je zelf gaat geloven dat je een loser bent. Ik wist als kind dat ik niet gek was, maar als ik gepest werd kwam ik in een freeze, ik voelde dan ook geen enkele basis meer om voor mezelf op te komen. Ik was “weg”. Ik probeerde nare situaties zo veel mogelijk te vermijden door me onzichtbaar te maken. Zo ging ik me feitelijk dus ook als een loser gedragen, ik deed niks.
Wat kun je doen als je merkt dat jouw kind het etiket van een loser aanneemt? Laat je kind allereerst veiligheid voelen. Fysiek, masseer de spanning uit zijn of haar spieren. In mijn E-Book staan daarvoor een paar suggesties: https://jekindopzijnplek.nl/e-book/ .
Doe daarna krachtspelletjes, zodat het zijn eigen kracht gaat voelen. Een voorbeeld van een krachtspelletje is “het tijgertapijt”: laat je kind op de buik de grond gaan liggen met de armen en benen uitgestrekt als een sterretje. Laat het zich sterk maken terwijl jij je kind om probeert te draaien (wat dan niet lukt). Daarna probeer je het als het op de rug ligt. En als laatste ga je zelf zo liggen en laat je je kind jou omdraaien. Dat is hard werken. Op deze manier help je je kind bij zijn oerkracht te komen. Die heeft hij of zij nodig om terug in contact te komen met zichzelf.
Een kind met lichaamsbewustzijn kent zijn kracht en voelt dat het geen loser is, zodat je hem of haar daar ook niet meer van hoeft te gaan overtuigen. Stap een is de illusie van de loser te doorbreken door je kind te laten voélen dat het sterk is, meetelt en zijn mannetje staat. De volgende stap is dat je gaat kijken hoe je de school in kan schakelen om veiligheid in de groep te borgen, en hoe je je kind kunt helpen met wat hij in pestsituaties kan zeggen of doen. Daarover weer meer in mijn volgende berichten.
Ik ben benieuwd of dit bericht je inzicht heeft gegeven. Ik ben benieuwd! Zo ja, wil je dat hieronder met me delen? En zo nee, dan hoor ik graag waarom je dit bericht toch bent gaan lezen en wat je graag had willen weten.
In de individuele ouder-kind training Je Kind op zijn Plek leer ik je nog veel meer manieren waarop je de basisveiligheid en het zelfvertrouwen van je kind kunt ankeren met speelse oefeningen. Ook leer je hoe je je kind als het gepest of buitengesloten wordt helpt om zich te uiten en voor zichzelf op te komen. En ten derde is zichtbaar geworden wat je als ouder in het gezin nog meer kan doen om je kind te helpen zijn plek op school in te nemen. Wil jij jouw kind ook op zijn plek hebben meld je dan hier aan: https://jekindopzijnplek.nl/aanbod/
Fijne dag!
Je dochter dacht dat als zij met die zogenaamde loser in haar klas zou spelen, ze zelf een loser werd!
Groetjes, Adriënne Thal