Ik sprak een moeder die vertelde dat haar zoontje van 6 al verschillende keren thuis was gekomen met blauwe plekken op zijn armen en benen. Ze had haar zorgen geuit naar de juf, en die zei dat ze niets verontrustends gezien had. Het naar school gaan ’s ochtends werd steeds meer een strijd. Haar zoontje weigerde te gaan en ze moest alle zeilen bij zetten om hem er toch heen te krijgen. De moeder wilde eens met eigen ogen zien wat er gebeurde en ging een ochtend mee toen ze met de klas op excursie gingen naar het bos.

Ze liep achteraan de groep en had overzicht over de groep, de juf ging voorop. Terwijl de kinderen liepen zag ze het; een ander kind ging naast haar zoon lopen en kneep haar kind hard in zijn nek. Haar zoon gilde en sloeg het kind wat hem pijn deed. De juf, die omkeek toen ze het gegil hoorde, zag alleen haar zoon die een ander kind sloeg. De moeder die direct verhaal ging halen bij de juf kreeg te horen: ja, zo gaat het vaak. Hij maakt het er zelf naar.

De moeder stond met haar mond vol tanden. Ze was woedend, en voelde zich machteloos: als de juf je kind al ziet als de aanstichter van de ellende wat kun je dan nog. Dit soort verhalen heb ik helaas vaker gehoord sinds ik vorig jaar begon met Je Kind op zijn Plek. Dat kinderen die gepest worden op school zelf de schuld krijgen van wat ze meemaken. De moeder ging er nog over in gesprek met het hoofd van de school maar kreeg daar hetzelfde te horen; dat zij zagen dat hun kind het zelf op zocht.

De moeder vertelde dat zij hun kind daarop van school hebben genomen. De maat was voor hen vol. Dit was niet zomaar een beslissing, want in het dorp waar zij woonden was deze school de enige school en de oudere broer van het jongetje ging er ook heen en daarmee waren er geen problemen. Op de nieuwe school bloeide het jongetje helemaal op. Hij kreeg een lieve juf waar hij meteen een klik mee had en maakte vriendjes. Zijn werk ging ook met sprongen vooruit. Hij werd nog wel eens boos maar het ging steeds beter.  De moeder was heel blij dat ze de gok genomen hadden en doorgepakt hadden.

Mijn ouders hebben met mij een vergelijkbaar dilemma gehad. Toen ik in groep 7 zat en de situatie van kwaad tot erger werd en gesprekken niets uithaalden hebben ze uiteindelijk besloten dat ik naar een andere school mocht. Daar ging het al snel beter met mij. Ik voelde me gezien door de leraar, kreeg er meteen een vriendin. Ik heb er nooit spijt van gehad.

Ik las onlangs een boek van Jan Ruigrok, onderwijsadviseur en projectleider van het expertisecentrum voor herstelrecht in het onderwijs, waarin de vergelijking wordt gemaakt tussen zgn. “kikker” en “prins” scholen. Het idee is dat we allemaal worden geboren als prinsen en prinsessen. We leren wat we moeten doen om sterk, knap en bewonderenswaardig te zijn en daarmee “echte” prinsen en prinsessen te worden. Doen we dat niet dan worden we “kikkers”. Omdat kikkers lelijk zijn, er niet bij horen en geen betekenis hebben, moet je dat zien te voorkomen. Als kinderen groter worden kunnen ze meer prinsengedrag gaan vertonen en hun kikkerstatus steeds meer verbergen. Soms zijn kinderen er al jong van overtuigd dat ze een kikker zijn.

“Prins”scholen zijn in deze vergelijking scholen waar kinderen leren dat het belangrijk is om altijd sterk over te komen aan de buitenwereld. Dat sterk overkomen is een illusie die ze anderen willen laten geloven over zichzelf. “Ik wil dat mensen me zus of zo zien en vooral dat ze werkelijk geloven dat ik zo ben”. Leerlingen en leraren leven naar een ideaalbeeld in hun hoofd. Als het niet lukt om aan dat ideaalbeeld te voldoen, betalen kinderen een hoge prijs: uitsluiting of gepest worden door leerlingen. En als leraren ook vinden dat je er niet bij hoort, zie je dat terug in hun waardering of aan de afwijzende, soms pestende manier waarop ze op je reageren.

“Kikker”scholen zoeken bij kinderen naar wie ze werkelijk zijn en laat hen hun unieke persoonlijkheid ontwikkelen. In plaats van denken, nemen voelen en ervaren een belangrijke plaats in. Kinderen leren niet zozeer naar verwachtingen van anderen te leven, als wel dat ze eigen keuzes leren maken en verantwoordelijkheid dragen. Begeleiding is niet gericht op aanpassing, maar op jezelf leren zijn. Kinderen leren hun emoties te waarderen en dat levert vaak warme en liefdevolle contacten op.

Op een “prins”school schamen kinderen zich als ze niet voldoen aan de norm. Op de “kikker”school schamen kinderen zich als ze zich realiseren dat ze aan anderen schade hebben veroorzaakt of hen pijn hebben gedaan.

Ik vind deze vergelijking zo typerend voor de verschillen die ik zelf heb ervaren. Hoewel het hele  verhaal van “kikker” en “prins” scholen maar een idee is, herken ik het zelf echt in de praktijk. Toen we voor mijn dochter een basisschool moesten uitkiezen hadden we de luxe dat we 4 scholen op 5 minuten loop- of fietsafstand hadden. Ik merkte dat je meteen bij binnenkomst al een gevoel krijgt over de hele sfeer, hoe open een school is en welk beeld ze neer zetten. En hoe belangrijk het voor een school is dat je vooral met een positief beeld weg gaat.

Op een school zei degene met wie we een gesprek hadden: op deze school leren kinderen heel goed lezen, schrijven en rekenen. En, even later: op deze school zitten een paar héle leuke kinderen. Ik kneep mijn tenen bij elkaar. We keken elkaar aan en wisten: deze school wordt het niet. Het zal best een prima school zijn. Maar met mijn geschiedenis zie ik graag in de eerste plaats dat alle kinderen een plek hebben. En niet alleen een paar “héle leuke”. En lezen, schrijven en rekenen… in mijn ogen leren kinderen dat op elke school wel. Je raadt het al… wij hebben een echte kikkerschool gekozen. En we hebben er gelukkig nog geen moment spijt van gehad.

Wat is nu echt belangrijk? Een gesprek aangaan als je zorgen hebt over je kind is heel belangrijk. Benoem wat er gebeurt, wat je hoort, ziet, merkt aan je kind en hoe het zich voelt. Vraag om actie en duidelijke afspraken. Je mag van een school verwachten dat ze een veilige plek zijn voor alle kinderen. Veel scholen hebben een anti pest protocol en een meldingssysteem waardoor ze het niet af kunnen doen met iets als “we zien het niet dus gebeurt het niet”. Scholen kunnen extra ondersteuning inzetten als ze dat nodig vinden. Merk je daarna dat er niets verandert, of dat het pesten doorgaat, weet dan dat je altijd uit kunt zoomen. Het is nergens voor nodig dat je kind onnodig getraumatiseerd raakt, terwijl het elders beter af zou kunnen zijn.

Herken jij jezelf in dit verhaal? Loop jij ook tegen een muur aan op de school waar je kind zit? Heeft dit bericht je inzicht gegeven? Wil je het hieronder met me delen?